Dacht mijn zoon toen hij voor het eerst weer naar school mocht. Nu heeft hij als autist best wel moeite om gezichtsuitdrukkingen te lezen, maar als ze de helft van het gezicht ook nog eens bedekken, wordt het helemaal een lastig verhaal.
Hij vond het bij mij nog wel geinig. Carnaval is binnenkort, zal hij gedacht hebben. Mis! Want die gaat niet door. Wat junior overigens een zeer gunstige bijkomstigheid vindt van het tijdperk corona: geen lawaai, geen onoverzichtelijke gedoe met feestende mensen en geen totale chaos.
Terug naar de schooldag. Bussen met leerlingen arriveren. Mijn zoon heeft de luxe dat ik hem breng. Kinderen met mondkapjes stappen uit. Het belangrijkste element verbergend. De glimlach. We mogen weer! Alleen niemand ziet het. Zelfs het blije gelach, geroep en gekir gaat gedempt achter de stoffen kap.
Ik voel hoe mijn hand opeens wordt vastgehouden. Een vragend gezicht. Klopt dit wel? Een lichtelijke stresslach verschijnt.
‘Ja, jong, we gaan met ons allen een gewapende overval plegen.’ Grapte ik. Ik wees naar de bussen. ‘Of een plofkraak. Daar zijn we nog niet over uit.’ Ik gaf een vlugge knipoog.
Gelukkig brak dat een beetje de spanning. Als papa er gek over doet, dan zal het wel iets normaals zijn voor vandaag. Kapjesdag. Een ruk aan mijn arm bevestigde dat hij weer de moed had. Tot dat we bij de ingang kwamen.
Zijn vaste begeleider stond klaar. Uiteraard ook met een mondkapje.
‘Je ziet er mooi gekapt uit. Je mondkapje dan, je haar had wel wat beter gekund.’
De beste man kon er om lachen. Junior niet. Hij gaapte mij aan. Alsof hij me wilde zeggen: je laat me toch niet met deze vreemde man meegaan?
‘Dit is geen vreemde, kerel,’ dit is je begeleider.
Je kan me nog veel meer vertellen, maar die met mij altijd meegaat de klas in, heeft een heel gezicht. Geen halve.
Mijn zoon kan weliswaar niet praten, maar dit kon ik woordelijk van zijn houding aflezen.
De begeleider grinnikte. ‘Wacht maar.’ Hij keek een paar keer flink over geacteerd om zich heen, of niemand meekeek, en deed vlug zijn mondkapje af om zijn gezicht aan junior te laten zien.
Een vrolijke gil klonk. Alsof hij wilde zeggen van doe dat dan meteen!
Zo verging zijn eerste mondkappendag op de speciaal school. Nu is hij inmiddels gewend dat iedereen een mondkapje voor heeft. Ook rent hij niet meer zomaar de temperatuur pistool voorbij. Knap om te zien hoe snel hij deze afwijkende zaken relatief eenvoudig in zijn structuur heeft gegooid.
Niets van de “ja maar” discussies waar veel Nederlanders zich schuldig aan maken. Of al lopen te piepen dat ze een mondkapje voor moeten houden, of principieel weigeren maatregelen te accepteren omdat zij dat onzin vinden en daardoor eigenlijk best egoïstisch zijn. Omdat ze door hun gedrag andere mensen een heel onveilig gevoel geven.
Dan kijk ik naar de bijzondere kids van de speciaal school. Naar mijn zoon die door zijn handicap ook heel principieel zich het liefst vast houdt aan dat alles hetzelfde blijft. Dan denk ik: goh, zij die er veel meer last van hebben, kunnen het wel zonder er meteen een hele discussie van te maken. Het kan dus wél. Sapperdekap!
Reacties
De frons bij jr. die boven zijn kapje uit piept spreekt boekdelen. Je hebt het weer mooi weten te beschrijven. De mensen die reden hebben om te mopperen over de mondkapjes die doen het meestal niet. Mensen die écht astmatisch zijn, mensen die afhankelijk zijn van liplezen, mensen met autisme of een verstandelijke beperking. Juist die mensen passen zich gewoon aan. Zo als wel vaker zijn zij juist een voorbeeld voor de ‘normale’ mensen.
Auteur
Je vraagt je dan ook af wie er normaal zijn en wie niet. Wanneer ik naar junior kijk, weten we beide het antwoord.
Mooi beschreven, een wijze les voor al die zeurende mensen die het zo zwaar hebben met een mondkapje. Mooie titel van je stukje ook!!