Gênante lift

Heel, héél lang geleden werkte ik als bijbaan in het ziekenhuis van Almelo. De tijd dat er nog wel meer verzorgend personeel op de werkvloer liep en dat je bij binnenkomst nog het idee had dat je een ziekenhuis binnenstapte en niet in een of andere winkelcentrum vol commerciële pruttel. Ach, je weet het wel. Voordat de zorgsector haar ziel noodgedwongen verkocht had aan de zakelijke markt en commerciële managers,  die meer met geld hebben dan met mensen.

In die tijd werkte ik bij het patiëntenvervoer van het ziekenhuis. Voordat je denkt dat ik in een ambulance rondcrosste, ik vervoerde intern mensen van punt A naar B. De ene patiënt naar de röntgen, een ander naar therapie met goed fatsoen, in een Almeloos ziekenhuis is altijd wat te doen.

Ik was student en vrijgezel en had daar de tijd van mijn leven. Ga maar na, verpleegsters en schoonmaaksters liepen nog gewoon in witte jurkjes. De moderne tijd was nog niet  zo ver dat andere kleding gepast was. Een wit jurkje is op zich niks mis mee, maar het was wel feest wanneer een nieuwe lichting vakantiewerksters  kwam en niet het goede ondergoed  aanhad. Dan had je als jonge vent de time of your life! Ongepast? Zeker! Maar dat hadden die dames ook niet.

Afijn, ik was jong, snel en vooral vrijgezel. Voor mij bestond er geen betere omgeving om kans te maken op een vriendinnetje dan het ziekenhuis. Een café of disco was leuk en aardig, maar tegen de tijd dat je eindelijk die leuke vrouw durfde aan te spreken was je óf kneiter dronken óf ze was al met een andere vent weg. Daar had je in het ziekenhuis geen last van. Daar werkte je een hele vakantie en had je vier tot vijf weken de tijd.  Tenminste dat dacht ik. Alleen werd dit de eerste week vakkundig verprutst door een collega van mij.

Hoe ging patiëntenvervoer in zijn werking? Ik liep rond met een portofoontje, de wereld kende alleen nog bakelieten mobiele telefoons, en zodra een patiënt ergens naartoe moest, riep mijn collega mij op dat ik aan de bak moest. Of beter gezegd, aan de rolstoel of het bed. Dat oproepen ging gepaard met wat bliepjes en een krakerige stem. Dat was best wel stoer want zo in je witte jas in de gangen leek je heel wat met een portofoon aan je broek. Bezoekers en patiënten hadden een soort respect voor je. Wisten zij veel dat je een broekie was met alleen maar oog voor de wit doorschijnende colleginnen.

Met mijn collega had ik een zeer goed band. We waren uit hetzelfde hout gesneden en ook hij was vrijgezel. Nodeloos te zeggen dat wanneer het even rustig was, we veel ouwehoerden en donderjaagden.

Op een avond had ik zojuist een patiënt weggebracht. Het was rustig en ik stond geduldig voor de lift te wachten. Mijn maag rommelde en hielp me herinneren dat ik boerenkool had gehad.  De deuren sprongen open en ik stapte de lege lift in. Ik hield het niet meer en zodra de deuren dichtgingen,* deed ik het onvermijdelijke. Ik liet een scheet. En hoe! Wat doe je dan als achttienjarige? Juist, ik vertelde het heel grappig aan mijn collega aan de andere kant van de portofoon. Daar ergens trad de wet van Murphy in.

Opeens stopte de lift een verdieping hoger. Voordat ik besefte wat er überhaupt gebeurde, vlogen de deuren open en een heel peloton jonge, vakantiewerkende schoonmaaksters in witte jurkjes stapte bij mij de lift in! Shit! Ik wind er geen doekjes om. De geur was niet om te harden! Ik voelde me ook langzaamaan van mild roze naar dieprood worden. Ik zei nog wel beleefd hallo, maar inwendig wist ik dat mijn eerste indruk behoorlijk stonk. Wat kan je dan doen? Als een standbeeld voor je uit staren, oogcontact mijden en net doen alsof de lucht er al hing. Toen ging het helemaal mis.

Op het moment dat mijn gelaat weer langzaam naar een normale kleur terugtrok en ik ermee leek weg te komen, ging de portofoon luid schallend:

Blieb!

‘Hé ruftert! Heb je de nieuwe, lekkere wijven al gezien?’

We gingen omhoog, maar ik zakte diep weg tot in de kelder. Dieprood pulserend.

De “lekkere wijven” trokken bedenkelijke blikken en ik voelde gewoon de verontwaardiging op mij neerkomen als een nijlpaard op een dompteur.

Blieb!

‘Nou?’

Zo onschuldig mogelijk pakte ik mijn portofoon en met een stem die klonk alsof ik de baard in de keel had zei ik heel dapper,

‘Ik ben niet alleen.’

Waarbij ik direct de priemende ogen op me voelde.

Dat ben je zeker niet!

Ik moest nog vier weken… En wederom bleef ik een zomer lang vrijgezel.

De ene vakantiewerkster  werd boos rood, de andere haar gezicht werd ziek groen, in een Almeloos ziekenhuis is altijd wat te doen.

Reacties

    1. Bericht
      Auteur
    1. Bericht
      Auteur
    1. Bericht
      Auteur
      Michiel Geurtse

      Hey Yousra (mooie naam)
      Super dank! Big smile nu. 🙂 Ik zie dat je ook een blog hebt. Die ga ik zeker even bekijken. 🙂
      Liefs terug.

    1. Bericht
      Auteur
    1. Bericht
      Auteur
    1. Bericht
      Auteur
    1. Bericht
      Auteur

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.