Das Boot

Zo maak je een nacht Utrecht onveilig met een stel op hol geslagen collega’s en zo lig je brak in een bootje op de Loosdrechtse Plassen. Dat is, denk ik, de beste samenvatting van mijn weekendje uit met  collega’s.

Met ons zessen dobberden we een beetje rond te ontnuchteren in ons motorsloepje. Vijf collega’s hadden het  weerbericht gelezen en waren dikker aangekleed en de andere collega had tropische wateren verwacht en zat in korte broek. Driemaal raden wie dat was. Juist!

We zaten met vier dames en twee heren in het bootje. Gelukkig was één van de dames zo vriendelijk haar dekentje af te staan aan ondergetekende. Zat ik dan. Als een bootvluchteling opgevist uit de Loosdrechtse Plassen, diep verscholen en bibberend in mijn dekentje. Ik moet er zo zielig uit hebben gezien volgens de medepassagiers dat ze me op de Middellandse Zee  waarschijnlijk voorrang hadden gegeven.

Zo al kabbelend en babbelend naderden we een mooi beeld van heel veel boten op een rij. Die zouden wel ergens op wachten, bedacht ik nog. Vaag zagen we nog wel een bord bij die boten, maar ach, we hoefden niet naar de wc of dergelijke dus besloten we de rij voorbij te varen.

Wij, beleefd als we waren, zwaaiden naar de verbijsterd kijkende mensen in de botenfile. Dit had natuurlijk een belletje moeten doen rinkelen bij ons. Echter was de feestavond van de dag ervoor van een dusdanig beneveld niveau, dat zelfs een koebel van een bronstige stier nog niet tot onze lamlendige hersenpan door zou dringen. Dus bleven we maar wuiven naar alle armgebaren, die wij als terugzwaaien interpreteerden.

Zo zaten we verbaasd de zwaaiende file aan te gapen, zo draaiden we ons om en stond er een sluis voor onze neus.  Opeens wist ik weer wat er op het bord stond. De letters drongen langzaam tot mij en ons door, vanwege de vage mist die er heerste in mijn  en ons brein.

“Wachtrij voor de sluis.”

Aha. Vandaar al die malle zwaaiende mensen in de rij. We beseften toen dat ze waarschijnlijk helemaal niet aan het zwaaien waren. Nog langzamer drong het tot ons door dat we moesten draaien en langs de hele rij boten terug moesten varen.

Al dobberend gingen we terug langs de hele vloot. Vier dobberende dames, een wakker geschoten schipper en een bootvluchteling. Beschaamd en zo onschuldig mogelijk groetten we de file mensen voor de tweede keer. Uitgelachen worden terwijl je in je dekentje als een omroep Max-er er bij zit, is best wel een deukje in mijn scheepvaart ego.

Dertig meter verderop durfden we eindelijk hardop te lachen om onze toch best wel mega-blunder. Je moet ook geen Tukkers in een boot zetten. Dat is net zoiets als een frietboer op een vegetarisch festival neerzetten.

Langs de kade doemde er een supermarktje op. Wat doe je om iets beschamends te vergeten? Zes zielen, één gedachte.

We meerden aan bij de supermarkt en na een charmante snoekduik op de steiger van een collega, die duidelijk in vertroebeling de afstand tussen wal en schip had onderschat, kon er wijn ingeslagen worden.

We dobberden verder op de plassen. Vijf collega’s genietend van een beker wijn en een bootvluchteling met een dekentje. Als in een film voeren we langzaam richting horizon. Met de ondergaande mist in onze hoofden.

 

Reacties

    1. Bericht
      Auteur

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.